Het concurrentievermogen van een teelt
Op een landbouwbedrijf spelen verschillende elementen een rol bij de keuze van een teelt. Naast landbouwkundige elementen zoals de noodzakelijke afwisseling van de hoofdteelten met graangewassen, of de minimale teeltrotatie van een gewas, zijn ook economische factoren belangrijk voor de landbouwer bij het maken van zijn teeltkeuze.
Ieder bedrijf is anders, zelfs uniek. Iedere bedrijfsleider volgt een bepaalde richting en dit op zijn manier. Wanneer de prijzen van de basisproducten (granen, suiker,...) hoog zijn, worden projecten voor diversificatie (spreiding van risico's) vaak uitgesteld naar later. Maar van zodra er 2 opeenvolgende mindere jaren zijn, begint men te twijfelen, komen er vragen en denkt men er aan te investeren in andere gewassen.
Men kan stellen dat de keuze van een teelt afhangt van het concurrentievermogen met andere teelten. Maar van wat hangt dit concurrentievermogen af ?
1. De verwachte winst, of beter gezegd de verwachte brutomarge
De brutomarge is de omzet min de variabele kosten. Wat zijn variabele kosten ? Aankoop zaden, meststoffen en natuurlijk fytoproducten.
Maar wat met grondbewerkingen, zaaien, mestspreiden, bespuitingen en oogst ? Als je deze machines hebt, dan is de afschrijving een vaste kost voor uw bedrijf. Alleen de gebruikskosten zijn variabel.
En hoe zit het met de meststofkosten ? De hoofdteelten nemen niet alle meststoffen op die worden aangebracht. Men mag niet vergeten dat een deel van deze kost naar de volgteelt gaat (vaak een graangewas).
En wat kost arbeid ? De fout die je niet mag maken is vergeten om je eigen arbeid in te brengen. Men kan dit als variabele kost zien, maar het is beter dit als vaste kost te nemen.
De brutomarge berekenen op een bedrijf is niet eenvoudig. Maar de netto winst berekenen is nog moeilijker want elke bedrijf heeft zijn eigen specificiteit. Men moet namelijk rekening houden met de afschrijving van het materiaal, landpacht, verdeling van de algemene kosten...
2. Het opbrengstvermogen in vergelijking met andere teelten
Sinds de suikerhervorming van 2006 kan men stellen dat alle teelten op gelijke voet gebracht werden wat betreft de winstmarges. Geen enkele teelt kan beduidend betere cijfers voorleggen dan een andere, behalve bij stijgende prijzen van bepaalde grondstoffen.
Zich enkel baseren op mooie winstcijfers kan een valkuil zijn: een zeer rendabele teelt het ene moment doet de landbouwer heel dikwijls investeren in zeer specifiek materiaal en hij verhoogt ook het aantal Ha van die teelt om dit materiaal te laten opbrengen. Zo belandt hij in een spiraal van investeren en schaalvergroting waar hij uiteindelijk nog moeilijk uit kan. De aardappelteelt is daar een mooi voorbeeld van.
3. De evolutie van de opbrengst in de loop van de tijd
Bepaalde teelten profiteren meer van onderzoek (genetisch en technisch) dan andere. De grafiek toont de evolutie van de opbrengst van enkele teelten de voorbije 20 jaar en voor de komende 10 jaar. Men ziet duidelijk dat de suikerbiet de grootste vooruitgang boekt: +2.3% per jaar. Koolzaad, met de komst van de hybriden, kende een vooruitgang van gemiddeld 2%. Cichorei volgt met een jaarlijkse vooruitgang van 1.1%, terwijl aardappelen (bintje in dit voorbeeld) er maar 0.8% op vooruit gaat. De rode lantaarn van deze lijst is hier tarwe met jaarlijks slechts 0.2%.
4. De stabiliteit en de berekenbaarheid
Sommige teelten geven een meer stabiele opbrengst dan andere. De suikerbietteelt is een zeer stabiele teelt, met zeer kleine verschillen tussen een goed en een slecht jaar. De grafiek toont de grote instabiliteit van de aardappel -en de cichoreiteelt.
5. De invloed op teeltrotatie
Is de ene teelt een goede voorvrucht voor een andere, is ze vervuilend, kan ze een negatief effect hebben op de grondstructuur (late oogst, verdichting van de grond,...) ? Allemaal elementen die moeilijk te berekenen zijn maar die vaak doorwegen op lange termijn.
De som (positief of negatief) gelijk aan "de waarde van de voorvrucht" kan aan elke teelt worden toegekend. Koolzaad, suikerbieten, erwten en vlas zijn een goede voorvrucht voor graangewassen. Cichorei daarentegen of aardappelen kunnen in bepaalde gevallen de opbrengst van de tarwe die volgt negatief beïnvloeden.
6. Financieel risico. Iedere teelt vraagt een basisinvestering
Sommige meer dan andere. Sommige teelten vragen bovendien specifieke investeringen die de vaste kosten verzwaren op lange termijn.
Zware voorschotten en investeringen, weersrisico's,... De financiële risico's zijn specifiek voor elke teelt en worden vaak vergeten bij beslissingen.
7. Beschikbaar materiaal op het bedrijf
De aanwezigheid van specifiek materiaal voor een teelt (bv. pikdorser) zorgt ervoor dat deze handeling bij de vaste uitgavekost belandt. Als je overschakelt op een andere teelt (bv. huur van grond voor groenten of aardappelen), vergeet niet deze vaste kosten door te rekenen. Dit brengt ons terug naar het eerste puntje.
8. Beschikbare handenarbeid op het bedrijf
Overschakelen op een arbeidsintensieve teelt is maar gerechtvaardigd als men eigen werkkrachten wil valoriseren (bv. thuiswerkende kinderen). Maar vaak moet men beroep doen op de externe arbeidsmarkt voor handenarbeid. Gekwalificeerd personeel vinden die opgeleid is en beschikt over de nodige vergunningen voor een korte arbeidsperiode is bij iedereen een probleem.
Samenwerking is een uitstekende oplossing, maar wie samenwerken zegt, zegt concessies doen, overeenkomsten sluiten en begrip hebben voor elkaar. Kwaliteiten die zelden aangeboren zijn, maar die ieder van ons kan verwerven…