Een lange weg naar gezonde rassen
Duurzaamheid in de landbouw betekent ook het behoud van de diversiteit van levende wezens en organismen. Op dit punt is de resistentie van een gewas van groot belang, een sterke resistentie stelt de plant in staat om in het veld beter om te gaan met schadelijke ziekteverwekkers en schimmels zonder dat gewasbeschermingsmaatregelen nodig zijn. Dit vereist speciale tolerantie- en resistentiebronnen bij de ontwikkeling van de rassen.
We nemen je mee in de belangrijkste doelen en stappen van tolerantie- en resistentieveredeling:
Doelen bij de veredeling naar tolerantie
Onze prioriteit is het veredelen van gezonde suikerbietenrassen met een stabiele en hoge opbrengst. Dit is een belangrijke voorwaarde, omdat boeren gezonde en hoogproductieve rassen nodig hebben om èn duurzaam èn winstgevend te zijn. De focus ligt op de combinatie van verschillende tolerantiekenmerken. We combineren verschillende toleranties in onze rassen, zoals rhizomanie-, aaltjes- en cercospora-tolerantie, en selecteren alleen die rassen die de hoogste opbrengst behalen.
Intensieve veredeling van toleranties
Bij tolerantie- en resistentieveredeling wordt stap voor stap gewerkt om de verschillende veredelingsdoelen te bereiken. In eerste instantie ligt de focus bijvoorbeeld op rizomanieresistentie, die getest wordt met moleculaire merkers. In de volgende stappen wordt er vervolgens geselecteerd op opbrengst en andere belangrijke eigenschappen in de proefvelden.
Selectie met moleculaire merkers bij rhizomanie rassen
We gebruiken moleculaire merkers om het DNA van onze genotypes te analyseren. Er worden bladmonsters genomen van zaailingen en deze worden getest in het labo. Het resultaat van de moleculaire merker laat zien of een genotype kwetsbaar of resistent is. We selecteren de resistente genotypen en gaan door met veredelen.
Selectie naar het tweede tolerantiekenmerk
Om te zien of een genotype dat geselecteerd is met moleculaire merkers niet alleen resistent is tegen rhizomanie, maar ook tolerant is tegen aaltjes (nematoden), is de volgende stap een biotest op aaltjes. In de biotest testen we de genotypes in serres onder gestandaardiseerde omstandigheden op bv. hun aaltjestolerantie. Uit deze geselecteerde genotypes worden vervolgens testhybriden geproduceerd die we in het veld testen op hun opbrengstkenmerken. Hiervoor worden ze zowel onder besmette als niet-besmette omstandigheden getest. Op deze manier kunnen we een uitspraak doen over zowel de tolerantieprestaties als de prestaties onder niet-besmette omstandigheden.
Belangrijkste criteria bij de selectie
Het is belangrijk dat er geselecteerd wordt met een vast doel en dat er gestart wordt met een zo groot mogelijke variatie. Dit begint met de keuze van de kruisingsouders, omdat alleen genetisch verschillende ouders tot variatie leiden. De variatie wordt dan beschreven en uit de resistente genotypes selecteert men die rassen met een groot aantal positieve eigenschappen. Dit vereist niet alleen kennis van het erfelijke genetische materiaal, maar ook van de testtechnieken en de omgevingsomstandigheden van veldproeven. Dit is de enige manier om de resultaten te interpreteren en rassen te selecteren die geschikt zijn voor elke omgeving.
Afdelingen betrokken bij tolerantieveredeling
Bij de veredeling naar toleranties werken we nauw samen met de fytopathologie, omdat deze de voorkomende ziekten kan beschrijven. Vervolgens zoekt de veredelingsafdeling naar genetische oplossingen. Een ander nauw raakvlak is de biotechnologiesector, die moleculaire testmethoden ontwikkelt. Het is ook belangrijk om een professionele uitwisseling te hebben samen met de beoordeling van collega's die onze planten op het veld testen. Alleen door een geïntegreerde en nauwe samenwerking kunnen de beste genotypes worden ontwikkeld.