Aaltjes opvolgen

Aaltjes opvolgen

In België is meer dan de helft van de percelen besmet met de Heterodera Schachtii aaltjes. Door het gebruik van aaltjes resistente of tolerante rassen is er op het vlak van opbrengst enorme vooruitgang geboekt. De tolerante (of gedeeltelijk resistente) rassen worden het meest uitgezaaid. Ze hebben een aanzienlijk hoger opbrengstpotentieel dan de resistente rassen.

Waarom de aaltjespopulatie verder opvolgen ?

  • Omdat men het aantal aaltjes niet vermindert door het zaaien van aaltjes tolerante rassen: In tegenstelling tot de « resistente » rassen, die toelaten om de aaltjespopulatie aanzienlijk te verminderen (maar in geen geval te doen verdwijnen!), vermeerderen de aaltjes tolerante rassen de aaltjespopulatie, maar wel niet in die mate zoals de rhizomanierassen. Dit fenomeen is belangrijk om de beginpopulatie zo laag mogelijk te houden.

Aaltjes tolerante rassen verhinderen slechts gedeeltelijk de aaltjesvermeerdering. En raar genoeg, hoe lager het aaltjes aantal in het perceel, hoe groter de vermeerdering tijdens de teelt van suikerbieten.

Bovendien gaat de aaltjestoename gepaard met een verhoging van het risico op genetische diversiteit van de aaltjes en dus meer kans op adaptatie aan de tolerantie.

  • Omdat resistenties kunnen omzeild worden. Er zijn immers al gevallen gekend in Italië. Deskundigen denken dat de toleranties (gebaseerd op meerdere genen) duurzamer zijn dan een volledige resistentie (gebaseerd op één enkel gen).

Hoe minder genen betrokken zijn bij een tolerantie, hoe makkelijker deze te omzeilen is. Daarom focust STRUBE zich bij de veredeling vooral op toleranties met meerdere genen eerder dan op resistenties met slechts één gen

  • Omdat de opbrengst van de aaltjes tolerante rassen kan dalen door een hoge infectiegraad.

Vandaag de dag weet men het volgende:

  • Aaltjes tolerante rassen concurreren met rhizomanie rassen wat betreft de financiële opbrengst in gezonde velden,
  • Aaltjes tolerante rassen behalen netto een hogere financiële opbrengst in besmette velden tov rhizomanie rassen.

Hoe de aaltjes in bedwang houden in het teeltplan ?

Het is belangrijk om in uw teeltrotatie een reeks maatregelen in te bouwen om het aantal aaltjes zo laag mogelijk te houden:

  • Gebruik anti-nematoden teelten als tussencultuur
  • Vernietig de wortel en de hergroei (opslag) van koolzaad
  • Verleng de duur van de teeltrotatie

Groenbemesters: meer dan een Europese subsidie

Een bodembedekker/groenbemester is een teelt. Men moet die winstgevend maken en er het meeste uithalen! Deze kan zeer nuttig zijn in de biologische bestrijding van Heterodera schachtii als men enkele basisregels respecteert. Facelia, rogge en haver hebben geen effect tegen aaltjes. Daarentegen verminderen bladrammenas en gele mosterd met anti-nematoden eigenschappen de aaltjespopulatie. Gewone bladrammenas en gele mosterd rassen vermeerderen de aaltjes en moeten dus worden verbannen !

De groeiomstandigheden van de groenbemester zijn bepalend voor succes of falen in de strijd tegen aaltjes. Als bepaalde factoren niet gerespecteerd worden gaat het reducerende effect in de strijd tegen aaltjes zienderogen verloren. Daarom graag uw aandacht voor hetvolgende:

  • Voorbereiding van de bodem
    Een goede opkomst is noodzakelijk, wat ook het doel van de groenbemester is (aaltjesreducerend, stikstof residu beperken, erosie, enz…)
    Ploegen is beter dan zaaien op de bewerkte stoppel want de zaden kunnen zich beter ontwikkelen in de losse grond en herstellen zo de capillariteit.
    Vermijd zaai met bv. een meststofstrooier. Het is altijd beter om met een combinatie rotoreg-zaaimachine te zaaien.
     
  • Bemesting
    De beschikbare stikstof moet voldoende zijn, vooral bij verhakselde stroresten.
     
  • Het type groenbemester
    Gele mosterd komt het meeste voor in België. Maar is dit terecht ?
     
 BladrammenasGele mosterd
Zaaidatum1/07 tot 1/0915/08 tot 15/09

Voordelen

 

 

 

 

Vermindert ook de aaltjespopulatie Heterodera beta

Ook werkzaam tegen vrijlevende aaltjes (Ditylenchus, Pratylenchus, Meloidogyne)

Maakt de grond intensief los en opent de ondergrond

Verhoogt de suikeropbrengst

Meer bestand tegen droogte

Heeft minder vocht nodig om te kiemen

Zeer geschikt voor directe zaai

Snellere jeugdgroei

Meer vorstgevoelig

Nadelen

 

 

Vraagt een groter aanbod stikstof in het kiembed

Vriest minder snel kapot (voorzie kapotslaan of een behandeling met glyfosaat)

Bij een lage standdichtheid zijn er dikkere penwortels

Bevordert schurf bij aardappelen

Vermeerdert Dytilenchus

Wordt snel vezelig


In de strijd tegen aaltjes heeft bladrammenas een betere resistentie tegen Heterodera schachtii, een betere beworteling, een betere bodembedekking en ontwikkelt meer antagonisten waardoor het ontstaan van een nieuwe generatie aaltjes wordt vertraagd.

  • Rassen (lijsten in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland, zie website KBIVB)
    Maak uw rassenkeuze en hou rekening met volgende kenmerken:
    • Hoge resistentie tegen Heterodera schachtii.
      In Duitsland bv. worden klasse 1 en 2 aanzien als « resistent tegen bietencystenaaltjes ».
      Klasse 1: vermindering van de aaltjespopulatie met meer dan 90% (voor sterk geïnfecteerde percelen)
      Klasse 2: vermindering met 70 tot 89% (voor percelen met een besmetting van minder dan 500 eieren en larven).
    • Late bloeidatum.
    • Goede legervastheid.
    • Goede bladontwikkeling van bij de jeugdgroei.
       
  • Zaaidichtheid
    Om zeker te zijn van een anti-nematode effect, moet de plantdichtheid minstens 160 planten/m² zijn. (opgelet: als de groenbedekker bestaat uit een mengeling van soorten, moet de plantdichtheid bestaan uit minstens 160 resistente planten/m²).
    Dankzij een dichtheid van 160 planten/m² is de vertakking intensief en krijgt men dus een optimale bodemstructuur, heeft men een goede onkruidonderdrukking, is de bloei later, is de gevoeligheid voor vorst groter (makkelijker te vernietigen), en is het anti-nematoden effect maximaal.
    De zaaidichtheid is afhankelijk van het 1000-korrelgewicht en de zaaiomstandigheden.
    Voorbeelden:
    Voor de zaai onder goede omstandigheden van gele mosterd met een 1000-korrelgewicht van 9 g en een verwachte opkomst van 80% (schatting): zaai aan 18 kg/ha.
    Voor de zaai in droge omstandighden van een bladrammenas met 1000-korrelgewicht van 10 g en een opkomst van 60% (schatting): hou een zaaidichtheid aan van 26-27 kg/ha.
     
1000 korrel gewicht (g)Zaaidichtheid
verwachte opkomst: 60%verwachte opkomst: 70%verwachte opkomst: 80%
621 kg/ha14 kg/ha12 kg/ha
924 kg/ha21 kg/ha18 kg/ha
1232 kg/ha27 kg/ha24 kg/ha
1540 kg/ha34 kg/ha30 kg/ha

 

  • De zaaidatum
    Hoe vroeger de zaai van een groenbemester, des te groter het aaltjesreducerend effect.
    Hoge temperaturen werken in het voordeel van de ontwikkeling van het aaltje. Resistente groenbemesters zijn dus maar effectief als de bodemtemperatuur voldoende hoog is waarbij de aaltjes hun cyclus vervolmaken
     
ZaaidatumDaling Heterodera
voor 31 juli60-80%
1-10 augustus50-70%
11-21 augustus40-60%
na 21 augustus30-50%

 

  • Behandelingen van de teelt

Tijdens de bloei, of minstens net voor het afrijpen van de zaden, moet men de groenbemester vernietigen zodat deze geen onkruid worden in de volgende teelten.
Laat de organische massa bovengronds drogen alvorens die in te werken. Het licht verteerde organische materiaal laat zich zo gelijkmatiger inwerken.
In tegenstelling tot gele mosterd kan bladrammenas, als die vernietigd is na de bloei net onder de bloemen, doorgroeien. De nieuwe wortels groeien dan veel dieper in de grond, en het anti-nematoden effect is spectaculair !
Maar om een bijkomende bewerking te vermijden, is het wenselijk om rassen te kiezen met een late bloeidatum.


Koolzaad in het teeltplan: let op met koolzaadopslag!

Koolzaad vermeerdert, net zoals de suikerbiet, de aaltjespopulatie enorm. Men moet de wortels bij de oogst vernietigen. Maar men moet ook de opslag van het gekiemde koolzaad om de 3 weken vernietigen.

Verleng de teeltrotatie – minimum 4 jaar tussen de teelt van waardplanten van aaltjes
Een vruchtafwisseling van 3 jaar zorgt voor stabilisatie, of zelfs een lichte stijging van de aaltjespopulatie in de bodem. Terwijl een teeltrotatie van 4 jaar de groei afremt, en zelfs het aantal doet dalen.

  • Hou een ruime rotatie tussen de bietenteelt en de teelt van gevoelige kruisbloemigen (koolzaad, niet-resistente bladrammenas en gele mosterd) en andere waardplanten (spinazie, wortelen, selder).
  • Heb voldoende aandacht voor de onkruidbestrijding want bepaalde onkruiden vermenigvuldigen ook het bietencystenaaltje (melganzevoet, vogelmuur, uitstaande melde, papegaaiekruid, ….)


Besluit

« Momenteel is in de strijd tegen de aaltjes Heterodera schachtii het meest interessante de combinatie van de zaai van aaltjes tolerante rassen, in teeltrotatie met echte resistente groenbemesters en het verlengen van de teeltrotatie (minstens 4 jaar) », zo geeft Sandra Otte, verantwoordelijke veredeling aaltjes tolerante suikerbietrassen bij Strube, ons nog mee.